MENSEN EN PLEKKEN
De Tarwewijk kent veel geheimen. Eén daarvan is het grote aantal bekende personen dat er gewoond heeft. Tijdens deze wandeling zullen enkele bijzondere mensen en hun woonplekken openbaar gemaakt worden. Ook lopen wij richting het monumentale pand van Meneba en beleven wij de eerste meidagen van 1940 opnieuw.
Cillershoekstraat 1. De huidige locatie van CultuurWerkplaats Tarwewijk is eerst een school geweest. Maar het gebouw is oorspronkelijk als kerk gebouwd. Wat kan er worden verteld over dit gebouwtje in de ‘karbonadebuurt’, want dat is hoe deze buurt in de volksmond werd genoemd. Een buurt die vroeger in hoger aanzien stond dan bijvoorbeeld de Afrikaanderwijk. Een woning kreeg je hier niet zonder meer toegewezen. Een commissie beoordeelde of je met je gezin geschikt was om hier te kunnen en mogen wonen. Het waren voornamelijk ambtenaren en gegoede burgers die hier woonden.
De Dordstelaanflat die in 1953 is gebouwd heeft model gestaan voor het boek Pluk van de Petteflat van Annie M.G. Schmidt.

Kees Korbijn
Kees Korbijn (1926-2012). Zanger van zeemans- en volksliederen. In Bloemhof geboren en overleden in Vreewijk maar aan de Dordtselaan woonachtig geweest. Als kind krijgt hij het verlangen om zanger te worden nadat hij drie mannen met een gitaar op straat heeft zien optreden. Op 18-jarige leeftijd zingt hij zijn eerste gage bijeen, in de hongerwinter van 1945, in de vorm van enkele boterhammen met stroop. Daarna zingt hij voornamelijk in de plaatselijke kroegen. Zijn bekendste lied is zijn versie van Ketelbinkie (1965). Landelijke bekendheid krijgt hij met het Asoosjale Orkest. Met deze band treedt hij in de jaren zeventig op met een repertoire van maatschappijkritische liederen.

Frans Wong
Frans Wong (1923-2003). Wong begint in 1953 een huisartsenpraktijk op Katendrecht. Hij wordt vertrouweling van de Chinese gemeenschap aldaar. De wijk staat in die tijd ook bekend om de vele prostituees die daar wonen en werken. Zij en hun klanten worden patiënt bij Wong.
In 1970 richt Wong aan het Amsterdamse Oosterpark de eerste Nederlandse abortuskliniek op. Abortus is dan officieel nog illegaal, maar wordt gedoogd. Pas in 1980 treedt de abortuswet in werking.
In de jaren dat hij aan de Mijnsherenlaan 42a woont (zijn praktijk is op 44a) heeft hij veel contact met Rotterdamse kunstenaars. In zijn autobiografie “Engeltjesmaker” beschrijft hij dit als volgt: ”Leti en ik werden snel opgenomen in het gezelschapsleven van Rotterdam. Evenals in Amsterdam waren dat vooral de kunstenaars. Ze ontmoetten elkaar in cafe Pardoel op de Oude Binnenweg en in de kunstenaarssociëteit Oud-‐Boymans. Ik trof er Dirk Rodenburg Vermaat die, onder het pseudoniem Diogenes, een dagelijkse column in het Rotterdams Nieuwsblad had. We werden vrienden. Ook ontmoette ik daar de kunstschilders Louis van Roode, Henk Maas, Kees Franse, Bob Zijlmans, Henk de Vos en zijn vrouw, de architect Hein Stolle en zijn vrouw, Johanna Tiemens, Benno Wissing en zijn vrouw Greetje, de beeldhouwers Gust Romijn en Ru de Gier, de kunstschilder Woody van Amen. De meesten van hen kozen mij als huisarts.
Ru de Gier was een rauwe zwaar behaarde man die, verstoken van luxe, in een tot atelier omgebouwde schuur te midden van veel groen en hoog opschietende wilde bloemen aan de rand van Rotterdam woonde. Op een avond hadden we bij mij thuis een glaasje gedronken en bleef Ru op de bank slapen. De volgende morgen wees ik hem de douche. Toen ik na verloop van tijd het water niet hoorde lopen, ging ik een kijkje nemen. Ru stond, door mijn aanbod in grote verlegenheid gebracht, volledig gekleed in de badcel naar de gesloten kranen te kijken, alsof hij nog nooit een douche gezien had. ‘Weet je Frans’, bracht hij moeizaam uit. ‘Ik douche nooit. Vuil pakt bij mij niet. Kijk maar!’ Hij stroopte zijn mouw op en toonde mij in alle ernst een grauwe arm met vuil dat door de tijd tot korsten was verworden. Van Ru heb ik nog steeds een gipsen kopje van Laura als kind.”
Van jongs af aan was Geert van Oorschot betrokken bij de Arbeiders Jeugd Centrale, de jongerenafdeling van de SDAP. Maar een echt vak had de jonge van Oorschot niet geleerd. Het was 1930, de crisistijd was al in volle gang en Geert van Oorschot wordt havenarbeider. In zijn vrije tijd schrijft hij communistische verzen in de trant van communiste Henriette Roland Holst ook wel rooie Jet genoemd. In het begin verblijft Van Oorschot bij de familie Jansen in de Oranjeboomstraat. Van Oorschot komt er achter dat het werk als havenarbeider hem te zwaar valt. Hij kiest ervoor om als colporteur socialistische pamfletten en brochures en dichtbundels van deur tot deur aan de man te brengen. Hij blijkt een wonderbaarlijk talent voor de verkoop te hebben en weet literair talent te herkennen en te stimuleren.
Al snel vindt hij een huisje in de Wieldrechtstraat 24 in de Tarwewijk en woont daar van september 1932 t/m september 1934. Hij verhuist naar een woning om de hoek en van eind september 1934 t/m half oktober 1935 woont hij op de Mijnsherenlaan 123b. Ondertussen neemt hij deel aan acties tegen Duitse propagandafilms zoals Morgenrot en op de Coolsingel aan protesten tegen nazi-propaganda in het algemeen. Hij keert zich af van de SDAP partijleiding omdat zij naar zijn mening alleen via parlementaire weg veranderingen wil afdwingen en niet via acties en demonstraties. Er komt een scheuring in de partij en de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) is geboren. Van Oorschot wordt afdelingsvoorzitter Rotterdam. Omdat de Centrale Inlichtingendienst vermoedt dat zich in de woning van Van Oorschot wapens bevinden om daarmee een aanslag te plegen wordt er een inval gedaan. Er worden geen wapens gevonden. Ondertussen gaat Van Oorschot gewoon door met de verkoop van de brochures en dichtbundels. Hij komt in contact met een aantal linkse schrijvers uit de buurt zoals Jef Last, Bertus Meijer en Willem van Iependaal. Een literair tijdschrift wordt opgericht genaamd: Links Richten. Dit tijdschrift bestaat kort maar is toch belangrijk. Henk Bruintjes had destijds in de Bajonetstraat een kamer ingericht waar de leden van Links Richten en OSP-ers bijeen kwamen. Over van Oorschot zei hij: ”Als van Oorschot binnenkwam was het alsof er een bom ontplofte zo actief was hij. Ik heb hem eens een keer een dichtbundel aan een slager zien verkopen. Er was iets in zijn ogen, in zijn stem. Overtuigingskracht”. Nadat Links Richten uiteenvalt en ook de OSP niet genoeg zetels haalt om in de Tweede Kamer te komen gaat ieder teleurgesteld zijn eigen weg. Van Oorschot wordt vertegenwoordiger voor de sjieke uitgever Alexander Stols in Den Haag. Van eind 1938 tot aan het voorjaar van 1939 woont hij aan de Pleinweg 3c. Op 22 januari 1939 schrijft hij aan Stols: “Waarde heer Stols, zou ik in voorschot op provisie a.s. aanbiedingsreis ƒ100,- van u mogen ontvangen? Ik wou voor ons allen weer wat kleren kopen, – en dus zoudt u mij hier mede een zeer grote dienst bewijzen. Bij P. was ik nog niet. Ik bericht u echter onmiddelik. Hart-gr. GvO.
Na de oorlog gaat hij naar Amsterdam en wordt een uiterst succesvolle uitgever. Hij is de uitgever en dikwijls ook de ontdekker van belangrijke Nederlandse schrijvers, zoals Gerard Reve, W.F. Hermans, Jan Hanlo, M. Vasalis, Rutger Kopland en J.J. Voskuil.

Cor Vaandrager
Cor Vaandrager (1935-1992). Met Hans Sleutelaar maakt hij deel uit van de redactie van Gard Sivik. Samen met Armando en Hans Verhagen zijn zij de vertegenwoordigers van de stroming De Nieuwe Stijl. In zijn poëzie en proza gebruikt hij flarden van gesprekken, krantenberichten en reclameteksten die hij tot één geheel monteert. De belangrijkste thema’s zijn: Rotterdam, zijn jeugd, zijn leven als literaire bohémien, drank, drugs, jazz, popmuziek en film. Woonachtig aan de Brielselaan en uitkijkend over de rails van de goederentreinen vormt dit deel van de Tarwewijk een wezenlijk onderdeel van zijn prozadebuut Leve Joop Massaker (1960). Hierin beschrijft hij de na-oorlogse sfeer op Rotterdam-Zuid en in het bijzonder die in de Tarwewijk, waar hij opgroeit aan de Brielselaan nr 83 (dit ouderlijk huis van Vaandrager bestaat niet meer).
Fragment: “Frans Verstruik is twee jaar ouder dan ik. Hij is pas in de derde klas bij ons op school gekomen. Hij heeft lang in het buitenland gewoond. Zijn moeder komt uit Hongarije. Hij zit rechts van me. Nee, niet in dezelfde bank, in de rij ernaast. We zijn heel toevallig vrienden geworden. Als we naar huis gaan, moeten we dezelfde kant op. Hij woont in de boekwinkel bij ons op de laan. De boekwinkel heeft een tijd leeggestaan.
Op een middag roept mijn moeder me bij het raam van de voorkamer. ‘Die is gek, of hij wordt ‘t.’
Ze wijst naar de overkant. Daar loopt een jongen tussen de rails van de goederentreinen. Vooruit, achteruit, hij springt van biels op biels. Armen vooruit, armen achteruit. De mensen blijven stilstaan. Ze lachen en lopen weer door. Achteruit, sprong opzij, wissel omgooien. Sprong tussen de rails en verder tjoeketjoek. Weg in de richting van de benzinepomp en de Klok. Achteruit, hoofd schuin opzij. Oppassen voor tegenliggers en struikelblokken. ‘Zie je dat? Die is vast niet goed bij zijn hoofd.’
‘Hij zit bij me in de klas. Een vriend van me, Frans Verstruik.’ ”
Orgel de Pod. Dit Rotterdamse draaiorgel, hier op foto op de Lijnbaan, is voor en na de oorlog vele jaren in Rotterdam te horen geweest. Een aantal keren is het naar Amsterdam teruggehaald o.a. in 1955 voor filmopnamen van Het Wonderlijke Leven van Willem Parel met in de hoofdrol Wim Sonneveld. Zowel voor als na de oorlog was dit draaiorgel zo populair dat er plaatopnamen van zijn gemaakt. Ook Cor Vaandrager herinnert zich het orgel. In zijn boek De reus van Rotterdam beschrijft hij hoe De Pod voor Brielselaan 83 halt houdt.
Fragment: ”De orgeldraaier ziet ons uit het raam hangen. Hij stopt en zet een nieuw nummer in. Populair nummer, onze smaak waarschijnlijk. Hij heeft geen ongelijk. Ik schraap wissel-, niet alleen kopergeld van tafel. Ik frommel het in zilverpapier. Hij vangt het balletje, scheurt het open en grijnst, tevreden? Verderop valt meer te vangen, met hetzelfde nummer. Vanavond verzopen.

Brielselaan 1938

10 Mei 1940, Duitse troepen rukken op aan de Brielselaan
Hoek Brielselaan-Hellevoetstraat. Deze plek was het decor voor een aantal historische gebeurtenissen.
Ooit liep hier, van Katendrecht naar Dordrecht, de door Napoleon aangelegde postweg.
Het is ook de plek waar de woning heeft gestaan van huisarts Dekhuizen die eveneens amateurfotograaf was. In mei 1940 fotografeerde hij vanuit deze woning de brandende Statendam.
Over deze plek aan de Brielselaan vertelt Jacques Post in zijn roman De Meimoorden. Daarin beschrijft hij hoe dezelfde arts wordt gedwongen een Duitse soldaat te verzorgen.
Daarnaast beschrijft hij de niet zo soepel verlopende opmars van het Duitse leger.
Lees hier een fragment uit het boek.

Vanuit de voormalige dokterswoning Brielselaan 182 door dokter Dekhuizen gefotografeerd, mei 1940
MENEBA of Meelfabriek De Maas. In 1919 wordt de in 1914 gebouwde Meelfabriek De Maas door Meneba overgenomen van N.V. Eerste Nederlandse Coöperatieve Meelfabrieken. Meneba is de afkorting van Meel Nederlandse Bakkers. In 1915 vindt de oprichting plaats op initiatief van de Nederlandse Bakkersbond. De bakkers kunnen een aandeel kopen in de fabriek. Op deze wijze willen de bakkers onafhankelijk worden van andere grote fabrikanten die gedurende WO1 de prijzen voor het maken van brood omhoog jagen. In 1965 maakt Meneba hier aan de Maashaven meer dan 30% van alle benodigde bloem om brood te kunnen maken voor heel Nederland. Eind jaren ’60 heeft Meneba groot succes met het King Corn brood. Vooral de reclamefilmpjes zijn erg populair.

MENEBA omstreeks 1939